Dutch Meaning of bungalows
bungalows
Other Dutch words related to bungalows
- hutten
- huisjes
- herenhuizen
- huizen
- villa's
- appartementen
- huisjes
- chalets
- condominiums
- Duplexen
- landgoederen
- haciënda's
- behuizingen
- hutten
- landhuizen
- Ranchhuizen
- ranches
- hutten
- rijtjeshuizen
- Rijhuizen
- Slaapzalen
- flats
- logies
- kwartieren
- pastorieën
- kamers
- krottenwijken
- verblijfplaatsen
- Accommodaties
- Appartementsgebouwen
- kazerne
- biljetten
- pensions
- kastelen
- kastelen
- appartementen
- appartementen
- woonplaatsen
- studentenflats
- woningen
- logementen
- woningen
- Zalen
- Kluizenaarswoningen
- huizen
- hik
- huisgestookte dranken
- Woonboten
- krotten
- hokken
- logementen
- landhuizen
- Pastorieën
- nesten
- paleizen
- pastorieën
- penthouses
- plekken
- residenties
- Residency
- daken
- Huizen voor daklozen
- salons
- Zoutvaatjes
- halve finales
- schuilplaatsen
- split-levelhuizen
- suites
- Huurpanden
- krottenwoningen
- Tract houses
- Triplexen
- Pastorijen
- walk-ups
Nearest Words of bungalows
Definitions and Meaning of bungalows in English
bungalows
a house having one and a half stories and usually a front porch, a house with a single story and a roof with a low slope, a one-storied house with a low-pitched roof
FAQs About the word bungalows
bungalows
a house having one and a half stories and usually a front porch, a house with a single story and a roof with a low slope, a one-storied house with a low-pitched
hutten,huisjes,herenhuizen,huizen,villa's,appartementen,huisjes,chalets,condominiums,Duplexen
No antonyms found.
bung up => verstoppen, bundling up => bundelen**, bundles => bundels, bundled up => ingepakt, bunches => bundels,