Dutch Meaning of acquittal
vrijspraak
Other Dutch words related to vrijspraak
Nearest Words of acquittal
Definitions and Meaning of acquittal in English
acquittal (n)
a judgment of not guilty
acquittal (n.)
The act of acquitting; discharge from debt or obligation; acquittance.
A setting free, or deliverance from the charge of an offense, by verdict of a jury or sentence of a court.
FAQs About the word acquittal
vrijspraak
a judgment of not guiltyThe act of acquitting; discharge from debt or obligation; acquittance., A setting free, or deliverance from the charge of an offense, by
clearing,vrijspraak,vergeving,vergeven,vrijspraak,absolutie,vrijspraak,remissie,verzoening,kwijtschelding
overtuiging,tenlastelegging,openbaar ministerie,beschuldiging,beschuldiging,veroordeling,Aanklacht,incriminatie,berisping,afkeuring
acquitment => vrijspraak, acquit => vrijspreken, acquist => verwerven, acquisitor => verwerver, acquisitiveness => verwerving,
